Meer dan een maand ging voorbij. Ik voel me afgesneden van de wereld, van alle dromen en plannen die in me leefden, van elke routine die ik een leven lang dag na dag uitvoerde.
Er is geen agenda meer, er zijn geen plannen. Er is alleen mijn bed, het huis de tuin, mijn gezin dat als een satelliet rond me draait. In de wereld blijven mensen lopen, rennen, hollen. Ze mopperen op een chauffeur die te traag rijdt en maken ruzie over het leeghalen van de vaatwas. Ik wens hen allemaal dankbaarheid toe, ik wens hen momenten toe van even stilstaan bij een bloemenweide en van genieten, van het besef dat de eindigheid deel uitmaakt van dit bestaan. Ik wens hen intense blijdschap toe om het leven.
Ik lig en denk en lig en luister naar een podcast om niet nog meer te denken, en betrap mezelf dan toch weer op denken. Ik mediteer en merk ineens dat er zich vanzelf een mantra heeft gevormd in mijn hoofd.
Kanker, kanker, kanker.
Ik druk op de stop-knop en begin opnieuw. Nu en dan dwing ik mezelf om even uit bed te komen en ga ik zitten aan tafel om te lezen. Soms lukt het vijf minuten, soms een kwartier. Een hele stapel boeken heb ik bijeen gekocht, allemaal in het Engels. In elke titel staat ‘cancer’, een woord dat klinkt zoals het is. In elke titel staat ook iets over ‘natural’ en ‘healing’. Ik lees wat je wel mag eten, niet mag eten, welke supplementen je lichaam kunnen ondersteunen, hoe belangrijk de mindset is en ik probeer er vooral geen punthoofd van te krijgen. De keukenkast zit volgestouwd met supplementen, de sapcentrifuge staat permanent op het aanrecht. Ik duw er kilo’s wortels, spinazie, komkommer en gember door. Ik eet broccoli en bessen en noten en ik bedenk dat ik dat daarvoor ook al deed, dat ik altijd bewust gezond heb geleefd.
De eerste week na de operatie was de pijn ronduit onhoudbaar. Het voelde alsof iemand mijn buik van boven tot onder opengesneden had en er dan op zeventig plaatsen in had zitten snijden. En zo was het ook geweest. Ik staarde op mijn rug naar de muur, kon me niet eens verroeren, voelde alleen maar intense pijn. Twee keer per week mocht er een uurtje bezoek op de kamer. Alle andere uren lag ik alleen.
Maar er was een straaltje hoop. De scanner had voor de operatie geen uitzaaiingen gezien. De chirurg tijdens de operatie ook niet. En bij eierstokkanker zijn die er bijna altijd. ‘Geluk bij een ongeluk’, werd me gezegd. ‘Het zijn de uitzaaiingen die eierstokkanker een van de dodelijkste kankers maken.’
Een vleugje goed nieuws waar ik me aan vasthield.
Misschien was dit wel het begin van een tweede leven, kreeg ik een nieuwe kans om alles beter te doen, om eindelijk eens ten volle te beseffen dat elke dag dient om intens van te genieten, om te weten dat ik eerst voor mezelf moet zorgen voor ik dat voor anderen doe. Misschien moest ik gewoon door één lastig jaar om daarna op een nieuwe manier verder te kunnen gaan. Zonder stress, zonder moeten, zonder negativiteit. Gezuiverd en dankbaar voor altijd.
En toen kwam het verslag van het weefselonderzoek. Uitzaaiingen in de hele buik. Links, rechts, voor, achter. Overal.
De hoop viel op de grond neer, onthoofd. Ik wilde haar oprapen, maar alles werd me zwart voor de ogen.
Op moederdag brak het bordje dat ik ooit van mijn kinderen kreeg spontaan in twee. ‘Daar ga ik’, kon ik alleen maar denken.
Ik dwaalde ’s nachts door het huis. Had geen idee hoe ik dat ene woord uit mijn hoofd kon verjagen, hoe ik het moest doen om niet meer te denken aan wat zich afspeelde in dat lijf van me en het in gedachten zelfs voor me te zien.
Ik had het gevoel te falen. Ik faalde in slapen, in moedig zijn, in alles waar ik zelf voor stond.
Een jaar lang had ik me verdiept in meditatie, in mindfulness, in yoga, in ademhalingstechnieken, in positieve psychologie. Ik had aan een ander meteen kunnen zeggen wat hem of haar te doen stond om rust en aanvaarding te vinden. Maar wanneer ik het aan mezelf vertelde, hielp het niets.
De waarheid had me verpletterd, de nachtmerrie hield me gevangen in zijn klauwen, de angst verlamde mijn denken. Misschien was de klap nog te vers, galmde hij nog te veel na, had de heftigheid alles geblokkeerd en kwam de wijsheid later terug.
Nauwelijks een paar maanden daarvoor had ik mijn eerste lezing gegeven over veerkracht en positiviteit. Ik was trots geweest, gelukkig, dankbaar. Op het eind had ik verwezen naar een hit van Avicci. Wake me up when it’s all over.
Dat het leven nu is, had ik gezegd, dat we niet moesten wachten tot later om gelukkig te zijn.
Ik geloofde het helemaal. Ook nu nog. Maar hoe kon ik leven in het nu wanneer het nu constante pijn was, wanneer het extreme vermoeidheid was en een nare droom, wanneer het nu vol vragen zat die allemaal begonnen met waarom en waar ik nooit een antwoord op zou krijgen?
Ik wist dat angst me niet zou redden, dat moedeloosheid alleen tot meer moedeloosheid leidde, dat ik zo snel mogelijk terug moest rechtop staan, maar ik had geen idee hoe ik het moest doen.
Ik keek naar mijn man, naar mijn kinderen die een moeder nodig hadden, die de sterren waren in mijn heelal.
En toen kreeg ik een telefoontje. Er volgde een Zoom-sessie. De man waar ik mee praatte, zei me de juiste dingen. De dingen die ik zelf ook wist, maar die versluierd waren door de angst. Hij haalde de sluier wat weg. Het deed goed.
Uitgeput sloot ik het gesprek af. En ik wist dat ik een nieuwe mantra moest installeren in mijn hoofd.
Genezen, genezen, genezen.
Ik herhaal de mantra elke dag.
Genezen, genezen, genezen.
Soms gaat hij even verloren, neemt een andere het over. Dan zoek ik hem opnieuw. Herhaal hem.
Ik zal hem blijven herhalen.
Tot mijn geest het door en door gelooft. En daarna ook mijn lichaam.
Eveline
Aan 1 stuk uitgelezen…. dapper hoe je de kracht haalt om je emoties neer te pennen….
Veel sterkte om ten strijde te gaan tegen het monster…..
Veel sterkte
Je neefje gerd
Dank je wel, Gerd.