‘En als we nu eens een aparte wereld konden creëren,’ zei hij. ‘Eentje waar alleen goede mensen mogen wonen.’
We hadden het bij een tas koffie over egoïsme gehad, over oppervlakkigheid en onverschillige mensen. Over onze ervaring dat de wereld zoals die was te hard aanvoelde voor gevoelige zielen zoals wij.
Herinneringen aan dit gesprek, dat zich een paar jaar geleden ontspon, kwamen onlangs op in mijn hoofd. We waren bijna vier maanden na mijn diagnose die de wereld had doen stilstaan en de vriend van toen was al die tijd onzichtbaar gebleven. Eerst dacht ik dat hij verhuisd was naar zijn aparte wereld. Dat daar geen internet voorhanden was. Daarna besefte ik dat hij met datzelfde internet bijna elke dag iets post op Facebook. Dat hij ook mijn posts te zien krijgt. Een enkele keer op het duimpje gedrukt heeft. En dan gewoon verder scrolde.
Hij is een van de velen. Een van de leden van het peloton met de naam “spoorloos”. Mensen waar ik ooit intense gesprekken mee voerde, die ik als vrienden beschouwde, en die na het vernemen van mijn diagnose in een spurt van me wegreden, zonder een woord.
Mijn oude ik zou ziek zijn geworden van verdriet.
Mijn nieuwe ik niet.
Hun vlucht schept namelijk klaarheid. Hun stilte zorgt dat ik me niet langer engageer in vriendschap die geen vriendschap is.
Natuurlijk blijft de verwondering soms groot. Hoe kan het dat net die persoon die ik zelf meer dan eens heb bezocht in het ziekenhuis, …? Hoe is het mogelijk dat net die vrouw, net zij voor wie ik altijd meteen alles liet vallen, die ik telkens opnieuw uitgebreid antwoord gaf wanneer ze wanhopige berichten stuurde omdat het leven weer citroenen naar haar gegooid had, dat net zij echt helemaal niets …?’
Maar ik blokkeer dergelijke gedachten nog voor ze zich volledig hebben gevormd, wil het peloton “spoorloos” niet toelaten verdriet in me op te wekken. De tonnen energie die ik hen ooit schonk, heb ik nu nodig voor mezelf.
Het is in hun vlucht, in de scheidslijnen die worden getrokken, dat de goede kant schuilt van een ziekte als kanker. Want wanneer je helemaal kopje onder gaat, wanneer je eerst verdrinkt in angst, verdriet en wanhoop, wanneer je een tijd later onvermijdelijk met je hoofd weer boven water komt en de modder van je lijf schudt, wanneer alle bagger naar de bodem is gezonken en je om je heen kijkt, pas dan krijg je een glashelder beeld. Voor je ontvouwt zich een universum dat schittert in zijn puurheid en authenticiteit.
Drie dingen zijn na het kopje onder gaan duidelijker dan duidelijk geworden:
wie ik echt ben,
wat ik echt wil
en wie echt van me houdt.
Het is een cadeau van onschatbare waarde, een definitief afscheid van het universum van toen, van de oude ik en van mijn oude leven.
Het peloton ‘spoorloos’ heeft de keuze gemaakt in die wereld achter te blijven. Maar terwijl zij aan de einder zijn verdwenen, is in mijn nieuwe leven een ander peloton met even hoge snelheid naar me toe gespurt. Het is het peloton van de “engelen”. Het bestaat uit mannen en vooral vrouwen die ik voor mijn diagnose maar vaag kende. Ze leefden een leven ver van mij.
Tot ze hoorden over mijn ziekte. Als verrassingstaartjes doken de engelen op, sloegen belangeloos hun vleugels boven me uit. Langzaam braken ze door het coconnetje waarin ik me had opgesloten, afgesloten van alles en iedereen. Sommigen gaven eerst alleen boodschappen door via mijn man, via ontroerende kaartjes in de brievenbus. Later pas stuurden ze berichten rechtstreeks naar mij.
Op moeilijke dagen hou ik me vast aan het peloton van de engelen. Wanneer de kracht me ontbreekt, grijp ik de stof van hun shirts en laat ik me vooruit trekken.
Het zijn leden van dit peloton die elke week kaarsjes voor me branden op chemodag, die om de paar dagen vragen hoe het met me gaat. Het zijn zij die me een grote ruiker zonnebloemen brengen voor ze naar de Provence vertrekken “zodat ik ook wat Provence kan creëren in mijn huis”. Samen met de enkele trouwe vrienden die zijn gebleven, samen met mijn gezin en met mijn dichtste familie, samen ook met zovele onbekenden die ontroerende berichten naar me sturen, houden ze hun engelenhanden boven mijn hoofd. Ze strooien er pure liefde als confetti mee over me uit.
Nee, ik word niet boos op of verdrietig om wie in een spurt van me weg reed. Ik wil negatieve emoties geen kans meer geven. Ze creëren een hart waarin duisternis heerst.
Mijn nieuwe ik wil een hart creëren vol licht.
En dus richt ik mijn radar volledig op hen die liefde uitstralen, steek ik mijn voelsprieten uit en zuig de positieve vibes in me op. Liefde en dankbaarheid vullen mijn hart. Het gloeit en zwelt. Daarbinnen schijnt de zon.
De wereld van de goede harten bestaat echt. Het is geen afgescheiden plek op deze aardbol, geen land met prikkeldraad eromheen. Als een satelliet zweeft hij rond elk hart dat zijn pijlen op liefde richt. De wereld van de goede harten is hier, dichter dan dichtbij. Mijn oude ik kende hem niet. Mijn nieuwe ik wel. Hij voelt hem elke dag.
0 reacties